De huisvesting
Reeds vóór het kopen van de hond moet het vraagstuk van diens huisvesting zijn opgelost. De hond moet een eigen plaats in huis hebben. Kleine honden krijgen een mandje, waarvoor men gemakkelijk een geschikt hoekje vindt. Voor grote rassen kiest men van stond af aan een plaats die voor de maat van de hond geschikt is. Het beste hondebed is een matras, die op een 20 cm hoog houten rooster wordt geplaatst; zo ligt de hond niet in de tocht, die onvermijdelijk onder alle deurkieren trekt.
Langharige honden moeten, - vooral 's winters - hun plaats vlug kunnen
bereiken, zonder de hele woning te bevuilen. Wie een lichte, droge kelder met
uitgang naar de tuin bezit, vindt daar een aangewezen plaats of hoek. Daar kan
de hond eten en slapen. Honden hebben behoefte aan veel slaap, ook overdag, geef
hen derhalve een ongestoorde plek. Vooral de eerste dagen in het nieuwe tehuis
moet de pup rustig kunnen wennen. Bezoekers en kinderen maken hem maar
zenuwachtig en onzeker.
Doet een pup zijn intrede, dan dient men zijn plaats zo af te perken, dat hij
niet vrij door het hele huis kan lopen als er geen toezicht op kan worden
gehouden.
De grote rassen kunnen ook heel goed buiten worden gehouden. Het hok moet op
een tochtvrije, van de wind afgeschutte plaats staan. Het moet zo groot zijn,
dat de volwassen hond zich er in. kan uitstrekken, maar ook niet te groot,
vooral een niet te grote ingang, zodat de hond het hok 's winters met zijn eigen
lichaamswarmte op behoorlijke temperatuur kan houden. Het hok heeft dubbele
wanden en een afneembaar dak, teneinde het goed schoon te kunnen houden, en zo
zal het aan de eisen van de hond voldoen. Vóór het hok is een houtplankier,
waarop de hond in de schaduw kan uitrusten. Natuurlijk hoort een hond niet aan
de ketting te liggen. Eventueel kan het hok worden omheind, zodat hij niet
voortdurend vrij kan rondlopen, vooral niet als u afwezig bent. Hebt u het
voornemen, meerdere honden te houden, dan ishet de moeite waard, een kennel te
bouwen. Gespecialiseerde zaken bieden een uitgebreide keuze van hondehokken en
omrasteringen aan.
Voor één hond is een kennel af te raden. Het Gevaar is te groot, dat de hond op
het 'dode spoor' wordt gezet. De hond verkwijnt geestelijk, als hij .niet dicht
bij zijn baas kan zijn. U mag van een kennelhond ook niet verwachten, dat hij uw
huis bewaakt. De woning behoort dan immers niet tot zijn terrein. Het is
onvermijdelijk, dat hij 's nachts ook dan zal blaffen als er van,een inbreker
geen sprake is. Kattegemiauw of laat thuiskomende mensen zijn voor de hond
voldoende aanleiding om zich luidruchtig op te winden - tot grote ergernis van
de buren.