Invloeden en afwijkingen

Een belangrijke invloed op de rui heeft zeker ook de voeding. Een slechte kwaliteit voeding, alsmede een onevenwichtige en onjuist uitgebalanceerde voeding kunnen zorgen voor ernstige storingen in het verwisselen van de vacht. De meeste honden die een goed merk compleet of volledig voer krijgen, zonder verdere toevoegingen, zullen snel door de rui komen. In een aantal gevallen kan het goed zijn om over de droogvoerbrokken wat maïskiemolie of zonnebloemolie te doen. Dit komt de vacht gewoonlijk zeer ten goede. Maar het is altijd onverstandig om aan een fabrieksmatig vervaardigd compleet hondevoer nog verdere vitaminen of mineralen toe te voegen. Tenzij men dit uiteraard van de dierenarts krijgt voorgeschreven. Toevoegingen van vitaminepreparaten of mineralenmengsels aan dergelijke complete voedingen verstoren in ernstige mate de juiste voedingsbalans en dat kan aanleiding vormen tot velerlei stoornissen en zelfs ziekten bij de hond. Afwijkingen tijdens de rui als gevolg van een onjuiste voeding komen erg veel voor.

Ook de loopsheid heeft bij de teef invloed op de rui. Aan het begin van de loopsheid komt het meestal tot een rustperiode in de groei van de haren, terwijl juist in de periode vlak voor de loopsheid een sterkere haaruitval valt waar te nemen. Bij enkele fokteven is na de geboorte eveneens een sterke rui te zien, die verband houdt met de verandering in de hormonen in het lichaam door de geboorte.

Verder komen er bij vele oudere en oude honden onregelmatigheden voor in de ruiperioden waarvoor tot op heden geen duidelijke verklaringen zijn gevonden.

In tegenstelling tot de halfjaarlijkse ruiperioden zien we bij een groot aantal honden een vrijwel doorlopende rui. Het hele jaar door verliezen zulke honden de nodige haren, al zijn er met name in het voor-en najaar ook perioden die lijken op de normale rui. Als belangrijkste oorzaak hiervan moet de huisvesting van de honden in woningen met een vrijwel constante temperatuur worden gezien. Hier komt nog bij dat honden in woningen vrij langdurig in het licht zitten en dat er door centrale verwarmingen een droge lucht in huizen heerst. Dit zijn allemaal invloeden die hun uitwerking op de vacht van de hond niet missen. Immers, het merendeel van de voorouders van onze huidige honden moest genoegen nemen met een koude stal of bijkeuken als ligplaats. Bovendien bleven de mensen niet zo lang op als tegenwoordig het geval is.

Zo is te zien dat een verdergaande domesticatie, het tot huisdier worden, alsmede bepaalde fokomstandigheden ook vandaag de dag nog kunnen zorgen voor veranderingen bij deze huishonden. Waar de voorouders van deze honden nog tweemaal per jaar verhaarden, zijn de huidige omstandigheden waaronder we honden houden zodanig, dat een groot deel daarvan een doorlopende rui heeft verkregen.