Verzorging van het gebit

Al binnen een paar weken na de geboorte komen bij de pup de eerste tanden en kiezen door en vormt zich het zogenaamde melkgebit. Dit melkgebit bestaat in totaal uit 28 tanden en kiezen. Als de jonge hond enkele maanden oud is, wisselt hij zijn melkgebit voor een blijvend gebit dat totaal 42 tanden en kiezen bevat. Het wisselen begint met de snijtanden, waarna de hoektanden en de kiesjes aan de beurt zijn. Over het algemeen verloopt het wisselen zonder al te grote problemen. De jonge hond kan weliswaar enkele dagen lusteloos zijn en wat minder goed willen eten, maar dat gaat meestal snel weer over.

Het kan echter gebeuren dat een tandje uit het melkgebit niet uitvalt, en met name bij de hoektandjes van het melkgebit kan dat nog wel eens het geval zijn. Er blijft dan achter de hoektand van het definitieve gebit een klein scherp puntje zitten. Als zo'n tandje van het melkgebit er niet vanzelf uitgaat, moet u zeker een bezoek brengen aan uw dierenarts. Het is noodzakelijk dat zulke delen van het melkgebit verwijderd worden, omdat ze anders de tanden van het blijvende gebit kunnen verdringen, waardoor deze scheef kunnen groeien.

Het complete gebit van de hond bevat dus 42 tanden en kiezen, die gelijk verdeeld zijn over de beide zijden (linker-en rechterkant) van de kaken.

In de bovenkaak bevinden zich zes snijtanden, twee hoektanden, acht valse kiezen of premolaren, en vier ware kiezen of molaren. In totaal zitten er in de bovenkaak dus twintig tanden en kiezen. In de onderkaak treffen we dezelfde verdeling aan als in de bovenkaak, alleen zitten daar twee ware kiezen (molaren) meer. Het totale aantal tanden en kiezen in de onderkaak bedraagt daardoor 22.

De eerste premolaar (P1) die overigens nog niet in het melkgebit voorkomt, wordt ook wel wolfskies genoemd. Het gebit is het hardste weefsel dat het lichaam kent. Het bestaat uit tandbeen waarover een keiharde laag glazuur zit.

Het gebit van de hond is krachtig gebouwd, tamelijk puntig en typisch ingericht om het vlees van de buit af te scheuren en in kleinere stukken te trekken. De premolaren en de molaren zijn er om het vlees te scheuren en te vermalen, en de hoektanden om de buit vast te houden. De snijtanden zijn er voor het fijnere werk, zoals het afknagen van de botten, maar ook verzorgt de hond daarmee zijn vacht.

Wat de stand van de boven- en onderkaak ten opzichte van elkaar betreft zijn er bij honden een aantal gebitsvormen mogelijk. Dat is in de eerste plaats het zogenaamde schaargebit, een gebitsvorm waarbij de snijtanden van de bovenkaak precies voorlangs de snijtanden van het ondergebit sluiten. Dit wordt wel vergeleken met de snijhelften van een schaar die op vrijwel dezelfde wijze langs elkaar glijden. Als de tanden van de bovenkaak niet, zoals hiervoor beschreven, langs elkaar glijden, maar precies op elkaar sluiten, dan spreekt men van een tanggebit. Dit omdat deze gebitsvorm vergelijkbaar is met de bek van een nijptang.

Als het gebit niet op een van de vorengenoemde manieren sluit, komen we terecht bij twee andere mogelijkheden. Dat is in de eerste plaats het boven-voorbijten, waarbij de snijtanden uit de bovenkaak verder naar voren steken dan de snijtanden van de onderkaak. Dit noemt men ook wel overbijten. De andere vorm van sluiten van het gebit is het onder-voorbijten. Hierbij is het juist andersom en staan de snijtanden van de onderkaak voor die van de bovenkaak. Dit noemen we ook wel onderbijten.

 

Over het algemeen zullen zich in de eerste twee jaar nauwelijks problemen aan het gebit van de hond voordoen. Om echter een aantal gebitsproblemen te voorkomen, is het goed de nodige aandacht aan het gebit van de hond te schenken en het op de juiste manier te verzorgen.

Ook bij jonge honden komt namelijk al de nodige tandaanslag op het gebit voor. Deze tandaanslag is een zachte laag vuil, dat bestaat uit rottend voedsel, speeksel en bacteriën. In het begin is deze tandaanslag nog wit gekleurd en treffen we het voornamelijk op het tandvlees aan en onder aan de kroon. Door rotting vindt er na enige tijd een geelachtige verkleuring plaats.

Deze tandaanslag laat zich gemakkelijk verwijderen door het gebit van uw hond regelmatig te poetsen. Daarvoor kunt u een gewone tandenborstel en eventueel tandpasta gebruiken. Neem beslist geen schuurmiddelen. Want weliswaar haalt u daarmee de aanslag van het gebit, maar u zult daarmee ook beschadiging van het tandglazuur veroorzaken. Uiteraard is het verstandig om bij een jonge hond al te beginnen met de regelmatige verzorging van zijn gebit, zodat hij dit ook op latere leeftijd goed zal toelaten.

Mocht u bepaalde bijzonderheden of afwijkingen aan het gebit van uw hond vaststellen, dan is het aan te raden altijd direct uw dierenarts om raad te vragen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als u op het gebit van uw hond een aanslag aantreft, die zich niet door poetsen laat verwijderen. Uw dierenarts kan dan gewoonlijk met een speciaal tandkrabbertje uitkomst bieden.