Standaard

Bij de Collie is de harmonische algemene verschijning van het grootste belang. Desalniettemin kan een Collie voor het lekenoog nog zo mooi zijn, voor de vakman is de kwalitiet van het hoofd bij de beoordeling doorslaggevend. Zowel van voren, als van opzij gezien, lijkt het hoofd op een stompe wig. De voorsnuit en de schedel moeten even lang zijn, de ogen staan middenin. Belangrijk is de lijn van het profiel, de bovenlijnen van de snuit en die van de schedel moeten recht zijn en evenwijdig verlopen (zie afb. l). Iedere afwijking is een uitgesproken ernstige fout.

Het lichaam is in verhouding tot de schofthoogte langer, met diepe borst, rechte benen en kleine, ovale voeten. De overvloedig behaarde staart wordt in rust naar onderen hangend gedragen, met licht naar boven opgedraaide punt. Als de hond opgewonden is, mag de staart niet boven de hoogte van de rug worden opgeheven, - bij temperamentvolle reuen dikwijls een probleem!

De vacht moet lang, weelderig en dicht zijn en hard aanvoelen. Zijdeachtig en krullend haar zijn fout. De schofthoogte voor teven 51-56 cm, het gewicht voor reuen 20-30 kg, voor teven 18-25 kg. Belangrijk is bij de Collie het bij andere rassen zelden voorkomende hoge tipoor. Zijn oren worden bij attentie staand gedragen, slechts de uiterste punten tippen naar voren. Dit tipoor draagt in hoge mate bij tot de dromerige, liefelijke uitdrukking die bij een Collie hoort. Het samenspel van grootte en houding van de oren, vorm, kleur, model en plaats van de ogen levert de typische gezichtsuitdrukking. Daarom wordt bij het fokken van de Collie in het bijzonder gestreefd naar een middelgroot, donkerbruin, amandelvormig, schuin geplaatst oog. Bij de pup van 8 weken vallen de oren meestal naar voren in het gezicht. Als tussen de 4de en de 6de maand de tanden wisselen, d.w.z. de melktanden uitvallen en het blijvende gebit doorbreekt, gaan de oren, door een tot nu toe nog niet wetenschappeiijk vastgestelde oor zaak, dikwijls staan. Staan zij overeind zoals bij een vos, dan moet men ingrijpen. Voor dit doel laat ik in de apotheek kaoline en glycerine in een verhouding van 50-50 tot een vaste, kleverige pasta mengen. Een beetje daarvan wordt in de uiterste oorpunten gewreven (zie afb. 2). Daarna doopt men de punten in vogelzand of griesmeel om te voorkomen dat de pasta op meubels en vacht blijft hangen. De pasta kan makkelijk worden afgewassen en verwijderd, zonder een spoor achter te laten. Daar hij echter ook door regen wordt weggespoeld, moet de behandeling dikwijls worden herhaald. Vaak helpt het, af en toe zachtjes glycerine van binnen en van buiten in de oorpunten te wrijven. Andere fokkers zweren bij kauwgom. Men kauwt deze en plakt kleine balletjes tegen de binnenkant van de oorpunten, echter nooit op de huid en wel slechts zóveel, dat de punten omkippen, maar dat het oor nooit naar beneden hangt. De kauwgom laat zich nauwelijks zonder sporen achter te laten wegnemen. Bent u van plan, binnen afzienbare tijd uw hond op een tentoonstelling in te schrijven, probeert u dan deze methode liever niet, want sporen van een bewerking aan de oren betekenen in de ring diskwalificatie.

Minder dikwijls komen te laag gedragen - zogenaamde hangoren - voor. Als uw hond met 4-6 maanden zijn oren nog niet eens tot op de helft opheft, kunt u beter bij een fokker te rade gaan. Meestal bereikt men wonderen door het fijne, weelderige haar achter de oren en bij de ooraanzet af te knippen.

In beide gevallen kost het veel geduld tot de oren van de hond hun juiste stand krijgen. Een hond met staande of hangoren is voor de fok en voor tentoonstellingen verloren, vooral als het een reu is, waarmee men niet mag fokken, ook als slechts één der oren goed staat.

Vergeleken, bij het ingewikkelde couperen en trimmen bij andere rassen is de kleine moeite waarvan hierboven sprake was niet noemenswaard, het gaat er maar om dat men weet 'hoe' en vooral 'wanneer'!